wandeling

onze verhalen gingen wijzend met een vinger
over het plukken van die appel
over het roeien naast deze god onder die verschrompelde maan

over onze verloren maten in die luizige kazernes
over het laatste feest met die heerlijke snol
haar hart op dat zilveren schaaltje

over onze familiaire betrekkingen tussen niet van elkaar houden
en slecht en vaker
over die repeterende ruzie om dat gecompliceerde huishoudboekje

over hoe ik was als kind
ik ben hier en weet niet waar ik sta
en weet niet waar ik mag

over het beest met het valse staartje tussen de kaken:
Closeness snoepgoed smaakt eerst een schouderklop zoet
blauwbitter onvermijdelijk de laatste hand